Paddenstoelen

Soetkin De Vos (c)

Paddenstoelen behoren tot het rijk der schimmels (Fungi).  Dit is nog een apart rijk naast het planten- en dierenrijk. Het zijn eigenlijk de 'vruchten' (vruchtlichamen) van de schimmels die ondergronds zitten. De zwamvlok of mycelium is een groot netwerk van schimmeldraden dat zich onder de grond bevindt. 

Paddenstoelen hebben geen bladgroen en kunnen niet zelf suikers maken uit zonne-energie. Op basis van de manier waarop ze aan suikers komen, worden ze ingedeeld in drie groepen. Het is een functionele indeling, gebaseerd op verwantschap in levenswijze in plaats van op verwantschap tussen soorten (taxonomische indeling). 

  • saprotrofen

Een voorbeeld hiervan is de zwavelkop die dood plantenmateriaal afbreekt. De Helmmycena breekt dan weer dood hout af, en de gerkaagde aardster doet dat op de grond.

  • parasieten

De echte tonderzwam dringen levende planten binnen om suiker eruit te zuigen. De gastheer gaat hier na enige tijd vaak aan ten onder, zoals blijkt uit de namen van de paddenstoelen: dennenmoorder of berkendoder. Deze laatste wordt tegenwoordig gewoon berkenzwam genoemd.

  • symbionten of mycorrhizapaddenstoelen

Dit zijn paddenstoelen die een verbond aangaan met levende planten. Ze gebruiken wel suikers van de plant, al helpen ze ook de plant bij het opnemen van water en niet-organische voedingsstoffen, zoals stikstof en fosfor. Paddenstoelen doen goed werk aangezien ze plantenmateriaal afbreken. 'Myco(r)rhiza' betekent letterlijk 'schimmel-wortel'. Schimmelwortels vormen met hun schimmeldraden een huis rond wortels van planten en bomen. Deze zijn lang en dun en staan in contact met een groter oppervlak van de bodem dan plant-of boomwortels. Hierdoor kunnen ze  meer voedsel uit voedselarme grond halen en zo bijdragen aan de ontwikkeling van bomen en planten. Recent, revolutionair onderzoek heeft aangetoond dat zij planten ook 'helpen communiceren'. Als er bijvoorbeeld één beuk wordt aangevreten door oprukkende plaagdieren, geeft die boom via het paddenstoelennetwerk van schimmeldraden signalen door die ervoor zorgen dat de beuken in de buurt afeerstoffen in hun bladeren aanmaken die de bomen beschermen tegen vraat.

Paddenstoelen zijn te beschouwen als de 'vruchten' van schimmels. Zoals bij een goede vrucht het geval is, draagt een paddenstoel ook 'zaden'. Bij paddenstoelen noemen we die sporen, net als bij varens en mossen. Paddenstoelen worden opgedeeld aan de hand van de manier waarop sporen gevormd worden, in ascomyceten en  basidomyceten. Bij ascomyceten, zoals bekerzwammen, morieljes en truffels, zitten de sporen in een soort zak, de ascus. Zij worden om deze reden ook zakjeszwammen genoemd. Tot d ebasidomyceten horen de typis he paddenstoelen met een hoed en een steel. Zij vormen hun sporen op steeltjes van een speciale cel, het basidium. Om die reden worden ze ook wel steeltjeszwammen genoemd.

Sporen, zowel asi en basidiën zijn klein, je hebt een microscoop nodig om ze te zien.

In de volgende kolommen vind je een oplijsting van de meest voorkomende paddenstoelen in onze streken. De grooste variëteit aan paddenstoelen vin je in bossen op zandgronden maar ook bomenlanen, heidtereinnen, duinen en graslanden zijn goede plekken.

Bronnen: (c) Inspiratie uit 'Basisboek veldbiologie' - zelf de natuur in' (Sander Turnhout, 2021)

 

Amanieten zijn opvallende paddenstoelen. De vliegenzwam (Amanita muscaria) is er zo één. Je vindt ze vaak bij berken. Het belangrijkste kenmerk is dat ze bijna allemaal stippen op de hoed en een ring om de steel hebben. De bekendste én giftigste paddenstoel van het geslacht amanieten is de groene knolamaniet (Amanita phalloides)